De Tweede Wereldoorlog was al ruim een jaar voorbij toen de poorten van Jodensavanne eindelijk openzwaaiden.
Op 15 juli 1946 keerden 138 overgebleven mannen terug naar de bewoonde wereld.
Ze waren vier jaar lang vastgehouden in de jungle van Suriname, waar Nederland een concentratiekamp verborgen hield.
Daar heerste een straf regime met dwangarbeid.
Acht mannen kwamen om.
Karel Raedt van Oldenbarnevelt en Loo van Poelje werden door Nederlandse mariniers vermoord.
Na de bevrijding wist Nederland zich geen raad met dit gezelschap van artsen, planters, ambtenaren en militairen dat door het thuisfront werd doodgewaand.
De mannen werden Indische NSB'ers genoemd.
In 1940 waren ze opgepakt op vooral Java en Sumatra.
Hoewel al snel kwam vast te staan dat ze niets kwaads in de zin hadden en deels zelfs geen lid waren van de NSB, volgde onverbiddelijk deportatie naar de jungle aan de andere kant van de wereld.
In dit boek halen vier van de laatste overlevenden herinneringen op aan het kamp dat zij als een hel, maar opvallend genoeg ook als een hemel omschrijven.
Het gaat om oude mannen, van wie er twee tijdens de totstandkoming van het boek zijn overleden.
Hun verhalen worden aangevuld met getuigenissen van oud-bewakers, gesprekken met tal van andere betrokkenen, stukken uit privélades en dossiers uit open en gesloten archieven in Nederland en Suriname.
Luister naar een interview en lees de recensies.
http://www.geschiedenis24.nl/ovt/afleveringen/2006/Ovt-15-10-2006/De-strafkolonie-Een-Nederlands-concentratiekamp-in-Suriname-1942-1946.html
‘Foute’ mannen in Suriname
Recensie door Amanda Kluveld
Gepubliceerd op 15-12-2006 in de Volkskrant
Een kennis van me heeft in een Japans gevangenkamp gezeten.
In een centrum waar oorlogstrauma’s worden behandeld, wilde ze groepstherapie volgen. Ze werd er niet toegelaten. Een kind van foute ouders mag niet deelnemen aan gesprekken met andere slachtoffers van de Japanners. Maar vader was niet fout, vertelde de vrouw. Tijdens de oorlog kan hij onmogelijk verkeerde dingen hebben gedaan. Hij was vanwege zijn lidmaatschap van de Indische NSB gevangengezet, vanaf 1942 in Suriname . Indië bedoel je, zei haar familie, denkend dat moeder erg in de war moest zijn. Nee, Suriname.
In april 1940 werd vanuit Nederland de opdracht aan het gezag in Nederlands-Indië gegeven om Duitsers, Oostenrijkers en Nederlandse NSB’ers te interneren. In het daaropvolgende jaar gebeurde dat ook. Meer dan 2500 mensen, van wie 500 Nederlanders, werden opgepakt. Onder hen ook de vader van mijn kennis, die we hier G. noemen. Minder dan de helft van de aangehouden Nederlanders was op het moment van arrestatie lid van de NSB. Sommigen waren dat zelfs nooit geweest.
G. kwam terecht in kamp Ngawi op Java, van waaruit hij op 21 januari 1942 via het Rode Kruis aan zijn vrouw schreef dat hij en zijn medegevangenen die dag ‘geheel onverwacht’ met onbekende bestemming zouden vertrekken. ‘Waaraan dit te danken zal voorlopig wel raadsel blijven’, schreef hij haastig.
Later die dag werd hij overgebracht naar de haven van Soerabaja. Met 145 andere mannen moest hij het ruim in van de Tjidane, een schip van de Java-China-Japan Lijn. Gedurende de barre zeereis die volgde, wisten ze niet waar ze heen gingen. Uiteindelijk arriveerden ze in Suriname , waar ze na een verblijf in Fort Nieuw-Amsterdam terechtkwamen in Jodensavanne, een tot concentratiekamp omgebouwde, vervallen plantage. Ze zouden er tot 1946 blijven.
Over deze vrijwel onbekende geschiedenis schreef Twan van den Brand een boeiend boek waarin hij een beeld geeft van het leven van een aantal van de 146 mannen, voor, tijdens en na hun gevangenschap. Dit alles op basis van archiefonderzoek en gesprekken met oud-gevangenen en hun familie.
Duidelijk wordt dat er een zeer divers gezelschap naar Suriname is vervoerd. Topfiguren van de Indische NSB, maar ook mannen die niets met die partij te maken hadden, zoals de achterneef van Multatuli, Ernest Douwes Dekker, opgepakt vanwege zijn ‘contacten met de Japanse vijand’.
Van den Brand geeft aan dat de herinneringen van de zeer oude mensen geregeld worden weerlegd door archiefmateriaal. Hij laat overtuigend zien dat in het kamp straffeloos twee mannen zijn vermoord en dat de gevangenen van de buitenwereld geïsoleerd waren. Het Rode Kruis had geen toegang tot de Jodensavanne, waardoor familieleden jarenlang in het ongewisse verkeerden over het lot van hun geliefden.
Een jaar na de bevrijding van Nederland zaten de mannen nog altijd vast. Sommigen zouden de verbittering over de tijd in Suriname nooit te boven komen. In het naoorlogse Nederland waren ze beslist niet welkom. Na hun terugkeer rapporteerde de Netherlands Forces Intelligence Service (NEFIS): ‘Het loslaten van het asociale schuim van de vooroorlogsche Indische maatschappij levert hier te lande een groot gevaar op.’ Tegen hun kinderen die behoefte hebben aan groepstherapie vanwege hun eigen ervaringen in de oorlog, wordt door sommige therapeuten kennelijk nog steeds zo aangekeken.
Literair Nederland
De Strafkolonie. Een Nederlands concentratiekamp in Suriname 1942-1946.
‘Jeruzalem aan de rivier’. Maar ook: ‘de groene hel’. Tegenstrijdige namen voor een – op dit moment althans – idyllische plek aan de Suriname-rivier, Jodensavanne. Op deze plek vestigde zich in de zeventiende eeuw een groot aantal Portugees-joodse families. Sommige van deze nieuwe bewoners van Suriname waren al voor de derde of zelfs vierde keer in hun leven gevlucht voor anti-semitische vervolging, uit Europa, uit Brazilië … Jodensavanne zou gedurende enkele decennia zelfs de tweede of derde belangrijkste plaats in Suriname zijn, om deze positie strijdend met Torarica (de eerste officiële hoofdstad van Suriname) en Paramaribo. In het midden van de negentiende eeuw verliet echter de laatste bewoner de nederzetting en wat er nog restte werd al gauw overwoekerd door de natuur. In de huidige tijd zijn oude marmeren grafstenen weer blootgelegd, en vormen onder meer deze ‘Beth Haim’ en de ruïne van de grote synagoge ‘Beracha ve Shalom’ een stuk historisch erfgoed dat van onschatbare monumentale waarde is.
Slechts weinig mensen kennen het verhaal achter de periode dat Jodensavanne bekend stond als ‘de groene hel’. Twan van den Brand heeft zeer grondig onderzoek gedaan naar deze zwarte bladzijde uit de gemeenschappelijke geschiedenis van Nederland, Indonesië en Surianme. Hij doet hiervan verslag in De strafkolonie. Een Nederlands concentratiekamp in Suriname 1942-1946. Het boek verscheen in 2006 bij uitgeverij Balans.
In januari 1942 werden 146 mannen in Indonesië gedeporteerd naar Suriname waar zij uiteindelijk werden opgesloten in Jodensavanne. De gronden waarop zij gedeporteerd zijn waren vrij onduidelijk: verdenking van landverraad; NSB-lidmaatschap; een anti-Duitse uitspraak kon genoeg zijn om uiteindelijk daar achter het prikkeldraad aan de Suriname-rivier te belanden. Tijdens hun verblijf in Suriname hadden de mannen geen contact met de buitenwereld. Er was geen postverkeer in of uit, het Rode Kruis kreeg geen toestemming de gevangenen te bezoeken, er was niets te lezen. Enkelen van hun poogden te ontvluchten, maar werden betrapt. Twee van de vluchtelingen, Karel Raedt van Oldenbarnevelt en Loo van Poelje, werden bij ‘berechting’ in Fort Zeelandia in Paramaribo, in november 1942, in koelen bloede geëxecuteerd onder bevel van de Nederlandse territoriaal commandant kolonel Jan Kroese Meyer: ‘op de vlucht neergeschoten’ heette het. Ruim veertig jaar later, na 8 december 1982, zou op exact dezelfde plek door andere spelers opnieuw dezelfde leugen misbruikt worden, weer echo’de het: ‘op de vlucht neergeschoten’. Pas in juli 1946 kwam er een einde aan het verblijf in het kamp te Jodensavanne. Een Amerikaanse legerboot voer toevallig langs en de passagiers waren verbijsterd: ‘the war is over fellows, you must be free’ riepen de Amerikanen. Op 15 juli 1946 werden de 138 overgebleven mannen naar Nederland gebracht, waar zij hun geschonden vrijheid met moeite heroverden.
Van den Brands boek leest prettig, hij heeft gekozen voor de vorm van de journalistieke vertelling. Hij geeft aan het einde van het boek aan dat het vastleggen van ‘de waarheid’ niet altijd even makkelijk is. Veel bronnen spreken elkaar tegen, gezichtspunten verschillen, veel getuigen leven niet meer, soms is materiaal verloren gegaan. De schrijver lijkt daarin toch heel goed een weg in gevonden te hebben. De opbouw van het boek vond ik niet helemaal logisch, soms wat sprongen in de tijd (of stijl) die naar mijn mening anders hadden gemogen, wat ‘organischer’. Een ander, heel klein, minpuntje vond ik het wat overdadig ironie-gebruik. Dat deed voor mij afbreuk aan het verhaal dat in alle soberheid geen enkel franje of commentaar behoeft om zeer diepe indruk te maken. Anderzijds is het zo een onvoorstelbare geschiedenis en raakt het essentiële aspecten van menselijkheid, zaken als lijden, schuld en macht & machteloosheid, dat je die ontzetting van tijd tot tijd wel moet ontladen. Het is vooral bijzonder en ook navolgenswaardig dat iemand zo een enkele bladzijde uit het hele dikke boekwerk der geschiedenis zo diepgaand uitgeplozen heeft en daarmee ook recht heeft gedaan aan de betrokkenen.
De strafkolonie. Een Nederlands concentratiekamp in Suriname 1942-1946, Twan van den Brand. Amsterdam, Balans, 2006.
Marieke Visser
2 Reacties op dit artikel
1. Richard Says:
november 7th, 2008 at 18:37
Het boek heeft enorme indruk op mij gemaakt. Nederlands enige concentratiekamp in de binnenlanden van Suriname em vrijwel niemand heeft er weet van gehad. Terwijl iedereen in Nederland bevrijd was, moesten zij daar nog een jaar langer in die groene hel doorbrengen. Ik heb er ook aandacht aan gegeven op mijn website. Vergeet niet dat er ook enkele commandanten van de Prinses Irene Brigade bij zaten…….
2. Carel ter Kuile Says:
januari 2nd, 2009 at 12:54
2.ot.2009
Vandaag het boek ” De Strafkolonie” ontdekt. Hoe en waar kom ik er aan ? Mijn vader was een van de “gasten” in het kamp gedurende de oorlog. Tot nu toe nog geen compleet en werkelijk verslag ontdekt.