Een wereld van reacties
De Strafkolonie wordt in vele windstreken bekeken. Drie reacties eruit gelicht.
Door Twan van den BrandDe recente post komt aanwaaien uit verschillende hoeken. Vanuit Australië, uit Venezuela en, stukje dichterbij, uit Denemarken. Steeds duiken de vragen op naar het verleden van Jodensavanne, de strafkolonie waar tijdens de Tweede Wereldoorlog 146 zogenoemde Indische NSB’ers opgesloten zaten. Of naar andere details uit de Surinaamse oorlogshistorie.
Jane Kappner kwam in Australië op deze site terecht. Haar vader overleed daar in 1999. Hij was 85. Over zijn geschiedenis was hij weinig mededeelzaam. Vader had Jane slechts verteld dat hij in de jaren ’40 geheel ten onrechte in een kamp in ‘Dutch Guyana’ was opgeborgen.
Al die jaren had zijn dochter het vermoeden dat hij op Jodensavanne doelde. En wilde ze weten of dat klopte. Maar in Australië was het lastig zoeken.
Emil Oskar Kappner was inderdaad een van de 146 gevangenen van het interneringskamp. Vanuit Indië verscheept met de Tjisadane hoewel geen lid van de Indische NSB. Na zijn bevrijding in 1946 werd Kappner naar Nederland overgebracht, verbleef in Nijmegen. Uiteindelijk streek hij neer in Australië. Zijn dochter laat binnenkort weten hoe het hem daar is vergaan.
Nederlandse militairen in kamp Copieweg
Vanuit Caracas, zoals elders op deze site ook gemeld, de boodschap van Ewald Scharfenberg. Zijn vader was hulpmachinist op de Goslar, het Duitse koopvaardijschip waarvan het wrak nog altijd in de Suriname-rivier ligt. De zoon, onderzoeksjournalist, probeert de gangen van senior na te gaan.
Heinrich Scharfenberg werd opgesloten in het kamp aan de Copieweg, ten zuiden van Paramaribo. In 1947 was hij een van de laatsten die vrij kwam, hoewel hij er alles aan had gedaan om dat tijdstip te vervroegen. Want twee keer lukte het de zeeman om te ontsnappen. Beide keren was zijn vrijheid zeer tijdelijk (zie onder het tabblad De Verhalen: De Duitser die nooit terugkeerde en De stuurman van de Goslar).
In ’47 koos Scharfenberg direct voor een bestaan in het olierijke en relatief nabije Venezuela. Naar Duitsland keerde hij nooit weer. Het waarom blijft verborgen. In Zuid-Amerika stichtte Scharfenberg een gezin. Hij overleed in 1977. Ewald was toen nog een kind. Inmiddels is hij directeur van het Instituut voor Pers en Maatschappij in Caracas. Hij doet dit najaar Nederland, Zwitserland en, ja hij wel, Duitsland aan. Eerder zocht de zoon naar zijn vaders verleden in Suriname zelf.
Paul Christiaan van Westering
Het wrak van de Goslar, dat nog altijd deels boven water uitsteekt, heet in de volksmond ‘het Van Beek-eiland’. Vernoemd naar de politiecommissaris die in mei 1940 de bemanning van het schip moest arresteren. Dat was nauwelijks gebeurd of de koopvaarder kelderde, op scherp gezet door de Duitse zeelieden die het schip niet in handen van de vijand wilde laten vallen.
In de mofokranti, het roddelcricuit, is lang gespeculeerd over de vraag of Van Beek wist wat er te gebeuren stond. Want hij was goed bevriend geraakt met de Duitse officieren, die met hun schip al sinds 1939 voor anker lagen bij Paramaribo. Vriendschap of niet, de arrestatie was een opdracht van het gouvernement waaraan de politieman moest gehoorzamen. Zoals andere agenten ook weer andere Duitsers moesten arresteren die al lang in Suriname woonden en tot hun vriendenkring behoorden.
De plaatsvervanger en opvolger van commissaris Van Beek, die vanwege deze affaire van zijn functie werd ontheven, heette Jan Kleinhout. Hoofdinspecteur en onder-havenmeester. Kleinhouts zoon mailde me vanuit Denemarken, waar hij al lang woont. Ook Arend wilde meer informatie over de oorlogsjaren van zijn vader.
Maar helaas is er over de korte geschiedenis van Jan Kleinhout weinig terug te vinden in de archieven. Hij overleed reeds in 1942 in New York.
Het contact met zoon Arend leverde wel een saillant connectie op. Want, zo wilde een latere boodschap uit Denemarken, de echtgenote van hoofdinspecteur Kleinhout heeft veel en veel later, in de jaren ’70, een tekening gekregen die was gemaakt door een geïnterneerde van Jodensavanne.
Die tekening werd haar toegestuurd door Paul Christiaan van Westering, componist en journalist (http://www.muziekbibliotheekvandeomroep.nl/mco_page/detail/21561). Hoe Van Westering aan die tekening kwam, vertelt de historie (nog) niet. Of de schets van de hand was van Rolf Breier, de enige nog levende gevangene en bekend als de tekenaar van Jodensavanne, is vooralsnog evenmin bekend.
26-0-2011