Tante Bé, de vroege
én de late liefde

De indiaanse Mathilde regelde een rendez-vous met de jongste gevangene van Jodensavanne. Dat lukte meer dan eens tot Rolf Breier na een vergeefse vluchtpoging het kamp niet meer uit mocht. Decennia later zouden de twee een correspondentie beginnen.


Foto's Piet den Blanken

Door Twan van den Brand

De zon brandt. In het indianendorp Pierre Kondre, tegenover de winkel, hebben enkele mannen een plaats in de schaduw gevonden. Daar drinken ze hun flessen Parbo-bier leeg. Ze praten over alles en niets, lachen en gebaren vooral.
Even verderop in de nederzetting, waar de hutten weids uiteen staan, stoken vrouwen het vuur op. Ze bakken cassavebrood. Het is hier rustig. Slechts het geroezemoes van de drinkende mannen onder het afdak in de verte doorbreekt de stilte.
In de hangmat rust Tante Bé. Ze wordt tegen de zonnestralen beschermd door een dak van golfplaten dat op enkele houten staanders rust. Een kleine, oude vrouw. Ze praat. Onderwijl wrijft ze door haar bruine, gerimpelde gezicht. ‘Pkin Boy’, zeg ze, en ze glimlacht.
Fragment uit De Strafkolonie.

Die Pkin Boy (Sranantongo voor kleine jongen) was Rolf Breier, de enige gevangene van het kamp Jodensavanne die nog in leven is. Inmiddels 87 jaar, woonachtig in de Noordduitse stad Kiel. Vanwege een uiterst zwakke gezondheid is hij nauwelijks nog aanspreekbaar.
Breier heeft als voormalig gevangene en begenadigd tekenaar een belangrijke plaats gekregen in mijn boek ´De Strafkolonie´ (2006). In de jeugdroman ´Kamp in de jungle´ die Joyce Pool vorig jaar schreef, speelt hij als Dieter bovendien een hoofdrol. ´Dieters tong was als verlamd, hij kreeg geen woord uit zijn mond. Hij kon alleen maar staren naar het meisje met de prachtige donkere ogen en de zachte huid´, zo wordt zijn ontmoeting met de jonge indiaanse in deze roman beschreven.

Prikkeldraad

Rolf Breier was indertijd de jongste van de 146 ingesloten mannen, onder wie ook zijn oudere broer en vader. Gedrieën waren ze in 1939 in Semarang (Java) opgepakt. Op de brieven die Rolfs moeder naar Indië stuurde - zij was een Oostenrijkse en woonachtig in Wenen - stonden postzegels met de beeltenis van Adolf Hitler.
In maart 1942 toen de Breiers met de anderen in Suriname arriveerden was Pkin Boy achttien jaar. Maar hij had het postuur van een frêle, vroege hbs’er. Zo kwam hij aan zijn bijnaam.
Tante Bé was een jaar of zes jonger. Ze heette eigenlijk Mathilde Biswane en bracht haar jeugd door in de omgeving van Jodensavanne. Daar zag ze de vreemde, blanke mannen, gevangenen. Mathilde trof ze ook buiten het prikkeldraad. Want er werd in de directe omgeving van het kamp gewerkt. Hout hakken, vis vangen, andere bezigheden.
Dat gold ook voor Rolf. Zo onmoette hij Mathilde, die wel zorgde dat ze in de buurt was als dat vreemde volk het kamp uit mocht. Pkin Boy greep zijn kans om haar aan het lachen te brengen. En om enkele inheems woorden te leren. Onder begeleiding van een bewaker mocht hij, na een officieel verzoek aan de kampleiding, zelfs op bezoek bij Mathilde’s familie. 
Eind 1945 kwam er een einde aan het avontuurtje, nadat de jonge Breier een vergeefse poging had gedaan om te ontsnappen.



In 1995 keerde Rolf Breier terug naar Jodensavanne, daartoe uitgenodigd door een cameraploeg van tv-omroep Tros. Hij ging ook op zoek naar zijn Mathilde en belandde in Pierre Kondre, een dorp op luttele kilometers afstand van De Strafkolonie.
Rolf vond haar, veertig jaar na het laatste afspraakje. Mathilde was Tante Bé geworden, Pkin Boy een (nog altijd frêle) pensionado. Het duurde even voor ze hem herkende. Maar op de verbazing volgde de warmte. Na die ontmoeting zouden de twee nog jaren met elkaar corresponderen. De dochter van Tante Bé was daarbij intermediair.
Toen ik haar weer vele jaren later, in het gezelschap van fotograaf Piet den Blanken, opzocht in Pierre Kondre lag Tante Bé in de hangmat. Ze wilde haar haren fatsoeneren alvorens ons te ontvangen. Dat duurde even. Vervolgens sprak ze ons vanuit haar hangmat toe. Over Pkin Boy. En haar ogen glinsterden.

21 juli 2011