De kampen Jodensavanne (1) en Copieweg (2).

Kamp Jodensavanne
zwarte bladzijde

door Peggy Brader

Copyright Radio Nederland Wereldomroep

Een plek in het oerwoud, ver weg van de bewoonde wereld. Jodensavanne was voor de Nederlandse regering de ideale plek voor een concentratiekamp om zijn gevaarlijkste staatsvijanden onder te brengen. In 1942 werden 146 'landverraders' vanaf Indië overgebracht naar Suriname. Journalist Twan van den Brand schetst in De Strafkolonie hoe Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn eigen "zwarte bladzijde" schreef.  

Prikkeldraad, barakken, lijfstraffen en dwangarbeid. Ook in het Nederlandse concentratiekamp in Jodensavanne (1942-1946) ging het er niet bepaald zachtzinnig aan toe. Veel mensen weten niet eens dat Nederland concentratiekampen hád, merkte Twan van den Brand toen hij met anderen over zijn boek sprak. Een extra reden voor hem om dit verhaal te vertellen. Hij sprak met vier gevangenen en twee bewakers en tekende hun herinneringen op, die hij combineerde met archiefmateriaal.

Indische NSB'ers


Het concentratiekamp in Jodensavanne was bedoeld voor Indische NSB'ers, die werden gezien als 'staatsgevaarlijk, verbitterd, onverzoenlijk'. Zij werden in 1940 opgepakt. Het ging om ambtenaren, militairen, artsen en planters. Volgens van den Brand werd de Indische NSB ten onrechte vergeleken met de NSB in Nederland. "De Indische NSB was veel minder verkeerd. Het was een nationalistische partij en het paste prima in het koloniale bewind." Na een onzorgvuldige selectie kwamen 146 als gevaarlijkste landverraders uit de bus. Velen van hen bleken geen kwade bedoelingen te hebben of waren niet eens lid van de NSB. Maar dat deze mensen niet meer in Indië konden blijven, stond voor de autoriteiten vast. Dus werden ze verscheept van de ene Nederlandse kolonie naar de andere.
De keus om in Jodensavanne een concentratiekamp op te zetten, ging niet zonder slag of stoot. De Surinaamse gouverneur Kielstra liet weten dat het verschepen van de Indische NSB'ers naar Suriname 'moeilijkheden' met zich mee kon brengen. Hij vond het Antilliaanse eiland Bonaire een geschiktere plek. De Amerikanen (die toen belangen hadden in Suriname) waren het met Kielstra eens. Uiteindelijk koos Kielstra toch voor Jodensavanne toen het Indische gouvernement beloofde de kosten van de internering op zich te nemen.
In het schip de Tjisadane moesten de 146 mannen plaatsnemen in een ijzeren kooi onder het dek. Ze kregen slechte voeding en zaten opeengepakt. Een enorme stank vergezelde hen op de hele tocht, die bijna veertig dagen duurde. In Suriname werden de gevangenen eerst voor een half jaar ondergebracht in Fort Nieuw-Amsterdam. Op 19 augustus 1942 kwamen ze aan in Jodensavanne. Daar moesten ze zelf nog een deel van de barakken afbouwen. Het leven op Jodensavanne was voor veel geïnterneerden een hel. Ze werden vernederd en getreiterd door de Nederlandse bewakers. Na iedere overtreding volgde er een sanctie: stokslagen, in de cel op water en brood of voor lange tijd in de brandende zon staan.  Ontspannen konden de gevangenen enigszins tijdens de dwangarbeid. Vooral degenen die bomen moesten kappen waren blij dat ze even weg konden van het prikkeldraad.

Surinaamse bewakers

Het aantal Surinaamse bewakers werd gaandeweg de jaren steeds groter. Anders dan bij de Nederlandse bewakers, kregen zij een goede band met de gevangenen. Van den Brand: "De Surinamers zagen hen namelijk niet als landverraders. Ze hadden die wraakgevoelens minder dan de Nederlanders, omdat het relatief goed ging in Suriname tijdens de Tweede Wereldoorlog. De verhouding tussen de Nederlandse en  Surinaamse bewakers was niet goed." Van den Brand heeft voor het boek nog met de Surinaamse schutters Frits Mettendaf en Guno Hoen gesproken. Ook hen waren de pesterijen van de Nederlanders opgevallen. Mettendaf zei hierover dat "al het kwaad dat in Nederland geschiedde, werd afgereageerd op de 146 mannen in Jodensavanne."


De synagoge in Jodensavanne/Foto Lauran Wijffels

Acht van de 146 mannen zijn overleden in gevangenschap. Twee van hen, Karel Raedt van Oldenbarnevelt en Loo van Poelje, zijn na een vluchtpoging in Fort Zeelandia vermoord. Na de bevrijding had Nederland in 1945 andere zaken aan het hoofd en werden de gevangenen in Jodensavanne 'vergeten'. Uiteindelijk worden de 138 overlevenden op 15 juli 1946 vrijgelaten en keren met het schip de Boissevain terug naar Nederland.
Voor van den Brand is het belangrijk dat de gebeurtenissen rond de gevangenschap van deze Indische NSB'ers niet vergeten worden. "Nederland loopt al snel voorop om het vingertje op te steken als dingen misgaan, maar het land blijkt er zelf ook concentratiekampen op na te hebben gehouden. Ook is er niet zachtzinnig omgegaan met de gevangenen. Ik hoop dat het geen vergeten bladzijde wordt in de Nederlandse geschiedenis. Het mag best die zwarte bladzijde blijven. Maar ook voor zwarte bladzijdes moet er aandacht zijn."

Korte geschiedenis

*Jodensavanne is een voormalige woonplaats van Sefardische Joden in Suriname, 50 kilometer ten zuiden van Paramaribo. De plaats ligt bij de Cassiporakreek, een zijrivier van de Surinamerivier.
*Rond 1640 vestigden zich aan de Cassiporakreek de eerste Joden. Zij waren voor vervolging door de inquisitie uit Spanje gevlucht en begonnen met de aanleg van suikerrietplantages waarop zij ook slaven hielden.
*Twee jaar na de Vrede van Breda (1667), waarbij Suriname definitief Nederlands gebied werd, kregen de Joden in Suriname officieel toestemming voor het stichten van een eigen gemeenschap. In 1685 werd op Jodensavanne een stenen synagoge gebouwd die de naam Berachah VeShalom ('Zegen en vrede') kreeg. 
*In 1832 werd Jodensavanne vrijwel geheel door brand verwoest. Het was toen al grotendeels verlaten; de inwoners waren naar Paramaribo getrokken.
*Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden in 'kamp Jodensavanne' aan de Surinamerivier 146 al dan niet vermeende aanhangers van de NSB geïnterneerd, afkomstig uit Nederlands-Indië.
*Nadat in 1967 de TRIS (de Nederlandse troepenmacht in Suriname) het gebied had ontdaan van wildgroei, kwam er een plan voor het beheer van Jodensavanne. Op 11 oktober van dat jaar werd de Stichting Jodensavanne (SJS) opgericht.
*Tijdens de Binnenlandse Oorlog (1986-’92) lag Jodensavanne in betwist gebied. De restanten verdwenen weer onder het oerwoud. In 1999 werd het terrein opnieuw schoongekapt.